jan. 2018
In welke gevallen kan een erfdienstbaarheid worden opgeheven?
De rechter heeft de bevoegdheid de erfdienstbaarheid op vordering van de eigenaar van het erf te wijzigen of op te heffen. Dit kan wanneer de uitoefening van het recht onmogelijk is geworden of indien diegene geen redelijk belang meer heeft bij de uitoefening van het recht van erfdienstbaarheid. De rechter maakt hierbij gebruik van een belangenafweging tussen enerzijds de belangen van de eigenaar en anders de belangen van diegene die gebruik mag maken van het stuk grond.
Uit de jurisprudentie blijkt echter dat de belangen van beiden niet op een gelijkwaardige manier worden gewogen. De belangen van de eigenaar zijn in beginsel ondergeschikt aan de belangen van diegene die gebruik mag maken van de grond. Dit heeft tot gevolg dat de rechter zeer terughoudend is bij het opheffen van een erfdienstbaarheid.
Een voorbeeld waarbij de erfdienstbaarheid wel werd opgeheven is te vinden in een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland d.d. 17 september 2014.[1] Het ging daar om een zogenoemd recht van uitweg omdat het desbetreffende perceel op geen andere manier kon worden bereikt. Later veranderde echter de situatie en kon het perceel ook via een nieuwe zelfstandige uitweg worden bereikt. De rechtbank overwoog dat het doel van de erfdienstbaarheid het verschaffen van een uitweg was die destijds ontbrak. Inmiddels kon het perceel ook via de andere weg worden bereikt waardoor de absolute noodzaak van het bestaan van de erfdienstbaarheid niet meer aanwezig was. Hierdoor bestond er geen redelijk belang meer voor het behoud van het recht waardoor de erfdienstbaarheid door de rechter werd opgeheven.
Heeft u vragen over het vestigen of het opheffen van een erfdienstbaarheid? Stel u vraag gerust tijdens ons inloopspreekuur of maak een afspraak.
[1] Rb. Midden-Nederland 17 september 2014
19 januari 2018
Nathalie van Poucke